De Afsluitdijk
De koelkast doet het, de afzuigkap werkt, als je hem aanzet en de televisie kan naar believen aan en uit. Nee, zo is het niet gelopen, maar de wrevel blijft dat zoveel mensen wel al de electrische installaties goed voor mekaar hebben, maar er staat geen gitaar in de kamer en als er een piano staat, dan is ie vals en als ie niet vals is, zit ie op slot en dat is nog wel te accepteren, want dan is de vaste bespeler meestal een goede pianist, die er geen amateur op laat rammelen. Een heerlijk gevoel om hoog in de bergen te bivakkeren, terwijl in de thuishaven Peter de Olympia-jol restaureert. Er moesten enige spanten vernieuwd worden. Als we terugkwamen, zou de klus geklaard zijn. Peter had dan zijn gereedschap weer in de tas gedaan, de resten hout in de schuur op de houtstapel voor de kast gelegd en de boot nog even gedweild. Regelmatig werd het hoosblik per ongeluk ook in het meer gegooid en dat betekende weer een fles gesteriliseerde melk leegdrinken, wat het voordeel had dat je niet geconfronteerd werd met de reclamesmoesjes op de vierkante kartonnen pakken en het nadeel dat melk zeer ongezond is voor mensen, van wie de botten en de longen al volgroeid zijn. We zijn weer thuis. Zie je wel, zei ik tegen mijn vrouw, dat je bij de gereformeerde voetbalclub meer mans wordt dan bij de neutrale voetbalclub. en ik vraag me af of het openbaar onderwijs wel zo bijzonder is. Ze worden er apathisch van. Ik ben nog eens een keer van het kamertje van de bovenmeester naar het Mariabeeld geslagen. Dat was nog eens een tijd. Mag ik even mijn moeder bellen, zei ze en graag even niet van die voorspelbare grapjes van je. Onderhand raasde de wasmachine en lag de stofzuiger onder handbereik. Tussen het bellen door ging ze als een machtige furie door het huis. Ga nou maar naar de haven, ik red me hier wel, je maakt je alleen maar zenuwachtig, daar heb ik ook niets aan. Langs de Dijkweg slenterde Peter met een plastic zak vol flessen rond, hij praatte in zichzelf. In het café biljartten de mannen uit de buurt, jaar in jaar uit, zaterdag de ene ploeg en zondag de andere ploeg, zoals vloed en eb elkaar afwisselen, verweerde koppen van het werken op het land, kromme ruggen en versleten knieën van het wroeten in de aarde en de wazige blik van de roes van de jaarlijkse kermis, een roes die het hele jaar voortduurt, tot de volgende kermis zich weer aandient. Hoe is het met de boot, vraag ik Peter. Uitstekend antwoordt hij, ik heb een Engelse jongen les in zeilen gegeven en hij kan al aardig met de boot omgaan. Hij had een mooie betrekking gevonden bij de man, wiens boot in de havenmond lag, Ik keek even kwaad en voelde jaloezie in me opkomen, omdat hij nu eens een gezelschap dronken voerde, de koers uitstippelde. een schipperspet droeg en dan weer - geheel vrijblijvend, let wel in mijn eigen boot - een Engelse knaap zeilles gaf terwijl ik in een godverlaten bergdorp de tijd doorbracht met een vrouw die schoon genoeg van me had en een zuster van haar, die de therapie van wedergeboorte had doorstaan en in plaats van Sientje nu Yvette heette. Ik trakteerde Peter op een sigaar en een kopstoot, zelf nam ik ook nog een sigaar en een kopstoot. Geile hond, ben ik even aan het seiken en daar grijpt de schandknaap al tussen de benen van Helena de vrouw met de mooiste billen van het IJsselmeer, de vrouw met de meest smakelijke gleuf van alle vrouwen. Zei hii schandknaap? vroeg ik aan Peter. Zei ik dat dan? antwoordde hij. Dat komt nooit meer goed, bekende ik hem, de klant is boos en de klok krijgt nu een nieuw paneel. Dan had je broer het hout langer in het water moeten laten liggen. Waarschijnlijk heeft hij te zware gewichten gebruikt en bepaald snugger lijkt hij me ook niet. De mannen biljartten met gekromde ruggen door en de dame met de lippen in rood aangezet haalt de lege glazen op en vult ze weer en de mannen nippen langzaam van het bier. En toen, vervolgde Peter, liep de stalen schuit vast op een ondiepte vlak bij de Afsluitdijk. Waar? Bij Den Oever? Bij het Kornwerderzand? Hou nou op met die futiliteiten, lul er nu niet steeds door heen, ik kan zo niet mijn woorden op een rijtje krijgen, het zweet breekt me uit, ik mag nu eenmaal niet tegelijkertijd drinken en pillen slikken. Peter vloekte, terwijl de man riep, dat hij hem er nog in had zitten. En nu we toch bij elkaar zitten zal ik vertellen wat de essentie van deze dijken is? Heb je nog even tijd?
De mist hing tegen de dijk, de biljarters zaten nu aan de bar, spelend met hun biljartstokken. Goed, zei Peter, je wilde weten, wat bij mij bovenkwam, toen Helena jammerde en ze met haar hand aan de wond op haar achterhoofd krabde, waardoor er bloed op haar hand kwam. Nee, maar ik weet wel hoe het voelt als je een uur in het water ligt met onderkoelingsverschijnselen. Ook daar moest ik hem gelijk in geven. Ben je enigszins op de hoogte van de geschiedenis van de Lage Landen, vroeg hij, maar hij had voor zichzelf al uitgemaakt, dat ik er weinig van begreep, hoeveel ik ook gestudeerd had en hij nam het voortouw en begon aan het verslag van zijn bevindingen. Je weet, dat het plaatsje EE dichtbij het Lauwersmeer vroeger aan zee lag, dat de zoute zee tot de stad Groningen kwam, dat al die pittoreske IJsselmeerstadjes de zee konden ruiken en voelen? Nu kakelt de bevolking de godsganse avond aan de telefoon om de sociale relaties te verstevigen en het zou beter zijn als ze verplicht waren iedere avond voordat ze naar de bedstee gingen, de weersvoorspellingen in acht te nemen, opdat ze niet verrast worden door de zee. In gedachten onderbreek ik even het verhaal van Peter door voor mezelf op te merken, dat de reeds overleden vriend van zijn moeder ook niet wars was van de moderne tijd en plastic afval gebruikte om er beeldjes van te maken en poppen, die op ingenieuze wijze in elkaar schoven en een deurklink met ingebouwd cijferslot in de vorm van een clownskop, waardoor je nooit meer een sleutel nodig hebt. Peter was alweer een paar stappen verder. Ik had moeite om de draad weer op te pakken. Hij vertelde over de oude waarden van de vrijheid van de zee en het gelukkige gemis aan sluiswachters, die je de les lezen als je dronken het zeegat kiest. Dan pakt hij het verhaal weer bij zijn staart. Ook al zouden er mensen sterven, als ze verrast worden door een woeste vloed, wat dan nog? Heb je bedacht hoeveel mensen in een ziekenhuis eerst met opzet gedementeerd worden, van hun waardigheid als mens beroofd en daarna langzaam doodgemarteld op grond van het respect voor het leven? Je moet maar eens in een ziekenhuis opgenomen worden waar de klandizie te gering is Wat heb je tegen Robert Long, vraag ik hem. Niets, en mag ik nu verder gaan? Ik heb er niets op tegen, dat de mensen recht op eten en drinken hebben en ook op fatsoenlijke huisvesting, je weet, dat ik zelf ook van de staat trek, maar dit zonder rancunes van mijn kant. Hoe kunnen wij ooit de betrekkelijkheid van het leven inzien, als de zee niet meer tot onze voordeur komt? De staat stelt de zekerheid voorop: geen rampen meer door de zee, maar bedenk, Joseph, dat de zee onze geliefde is, dat de zee ons voedt en ons straft, dat de zee over de hele aarde uitwaaiert, dat de deining van de zee het enige rustpunt in ons leven mag zijn. De zekerheid van de Nederlanders om niet door hun geliefde te worden verrast maakt ze lamlendig, ze worden horensdol van het rondcircelende geluid van de kettingzaag, die aan de zekerheid in hun kop vastzit. Daarom heb je tegenwoordig meer dove mensen dan vroeger. Het brakke water van het IJselmeer, ach wat een treurnis. Het IJselmeer is een gevangene, die in zijn kot geen weecee met afvoer heeft. De godsdienst is niet zo maar uit de lucht komen vallen, dat weet de Heer het beste, maar de godsdienst in de lage landen heeft duidelijk en aanwijsbaar haar functie gehad, gehad.. want die functie heeft ze verloren. De steilheid van de preken, het schipperscalvinisme, je kunt het afkeuren, maar het was niet benepen, het was groots, want er was altijd wel een sterfgeval van een gelovige te vieren, niet overleden in een ziekenhuis of op een geïmproviseerd sterfbed in de opkamer, maar van een zeeman, die verdronken is. Ik bedoel, dat de dood dichtbij was en het gevaar van zee voelbaar. De Nederlanders willen hun geliefde zo ver mogelijk wegstoppen, wat wel een onzinnig beeld is, want hoe kun je iets wegstoppen, wat heerst over de aarde. Nu rijdt de meute met de auto naar de zee om op het strand te genieten van het uitzicht, van de zoute lucht en van hun eigen lichaam. Ik heb het niet over Brabanders en Limburgers of de mensen uit Twente, want daar is de zee sinds mensenheugenis nooit geweest en daar heersen andere zeden,waar ik me niet in verdiept heb. Ik moet ze van dit verhaal uitsluiten, wat me spijt, want waar hebben de slagers meer verstand van vlees en waar weten ze de sudderlapjes beter te bereiden dan op de hoger gelegen gebieden. Nee, het gaat niet om de culinaire genoegens van perfect gebraden reerug of het avontuur van de zoektocht naar paddestoelen. Deze mensen staan ook in de file naar de zee, maar voor hen is dat geen totale verandering van gedrag. Nederland is een concentratiekamp geworden, er zijn misschien wel meer oorzaken voor te vinden, maar hoe kun je je een concentratiekamp voorstellen, als de bewoners van ons land het gevecht met de zee voelbaar en dicht bij huis aan moeten gaan? Dan komt de dwang niet van buitenaf, maar zit de dwang om iedere dag op hun hoede te zijn voor de zee in hun hart en met dergelijke karakters kunnen een diktator of een overheid niet sollen. Denk aan Friesland, het zou toch onvoorstelbaar zijn, dat een dergelijke man als Wiegel als zetbaas van de rijksoverheid de lakens uitdeelt over dit -van oorsprong trotse- volk, als de zee nog rond de terpen hing? Peter zwijgt. Hij kijkt naar de mannen aan de bar en hij bestelt nog een jonge jenever. Ik moet het even op me in laten werken, maar dan vraag ik me af of het met de drinkwatervoorziening wel goed komt, als de zee weer terug mag komen en of we het kind niet met het badwater weggooien. Hij kan de twijfels van mijn gezicht aflezen.
Hij moet lachen en hij wil best de Rijn er bijhalen, die gemartelde rivier, van wie de gezagsdragers vinden, dat ze zo snel mogelijk haar water in de zee moet plempen. Uiteindelijk zal het idee wel zijn om de rivier recht-toe-recht-aan naar zee te laten lopen. Maar hoe krommer en hoe meer bochten in de Rijn, des te minder snel loopt het kostbare water in zee. Geen probleem, het drinkwater, als we tenminste de auto met zeewater wassen, want auto's zijn straks niet meer van ijzer maar van plastic en plastic kan tegen een stootje, waarbij we wel moeten bedenken dat het autorijden minder leuk is, als je op een eiland alleen maar rondjes kunt rijden. Je mag natuurlijk best een paar polders overhouden, maar wel in het redelijke.
Energie, wat te denken van al die vloed en eb-stromen, wat te denken van de mogelijkheid om van deze stromingen gebruik te maken, opdat er toch electriciteit zal zijn.
Ik breng er tegen in, dat de jongen misschien helemaal geen reden heeft om rustig bij de kachel in te dutten, want de zeespiegel stijgt volgens wetenschappelijke rapporten. Peter kijkt me kwaad aan. Waarom maak ik me zorgen om de Engelse jongen, die immers zijn vriend is en niet mijn vriend? Daarbij komt dat de zeespiegel waarschijnlijk niet verder zal stijgen en overigens, wat heeft dat nou met zijn betoog te maken? Stel, dat de zee stijgt,de woestijn binnendringt, dan kan de Engelse vriend toch naar de woestijn verhuizen? Hij heeft nog de tijd. Peter kijkt ongeduldig om zich heen. De barjuffrouw roept, of het nog een beetje gaat en of de heren dorst hebben. Wat het wereldbeeld van de Nederlander nou precies is, weet ik ook niet, maar een belangrijk aspect van dit beeld is, dat de Nederlander het gevaar van de zee haat en eigenlijk een teddyberen-erotiek ten aanzien van de zee koestert. De zee heeft iets onvoorspelbaars en dat gedrag van haar wil de Nederlander uitbannen. wordt vervolgd
copyright: erven J.P. Kerkhof
|